Een ingenieur houdt van oplossingen. Is er iets kapot, dan staat hij of zij te popelen met een gereedschapskist. In zijn of haar binnenzak zit doorgaans een envelop, waarop dan snel met wat bollen en pijlen de mogelijke oplossingsrichtingen worden verkend en als ie het niet meer weet is er altijd de nieuwsgierigheid en de drang om het tot op het bot uit te zoeken.
Ingenieurs zijn rechtgesnaarde neo-positivisten die geloven in de maakbaarheid van de wereld en van Nederland. Een tikje naief? Wellicht. Materiaal is maakbaar, een constructie is maakbaar en zelfs een volledig geautomatiseerd verkeer en vervoersysteem is maakbaar. Maar de mens die er iets mee moet gaan doen is dat niet. Die heeft belangen en smaken, gebreken en vooronderstellingen. En soms heeft ie ook gelijk. Naief ook omdat je per uur 3 maal meer kunt verdienen als management consultant of business analyst dan als ingenieur.
Maar als er een plek is, waar de maatschappij deze naieve neo-positivisten hard nodig heeft dan is dat wel de Tweede Kamer. De Tweede Kamer zou de plek moeten zijn waar volgens Thorbecke (en voorlopig staat zijn grondwet nog behoorlijk overeind) het landsbelang, de staat, centraal moet staan. Het gelijk zou daar niet afhankelijk moeten zijn van de hoeveelheid mensen die op je gestemd hebben (dan heeft Verdonk al die tijd dus toch lopen jokken volgens Wilders) en ook niet van wie er wie gedoogt of juist dwarszit. Zodra de maakbaarheidsgedachte verdwijnt, wordt de Tweede Kamer een belangen- en schreeuwclub, dat alternerend drie jaar in het gelid zit of juist op de barricade, en een jaar waarin van alles en nog wat wordt bedacht en beloofd.
Ingenieurs gebruiken hun tijd beter. Geef ze een probleem en de mouwen worden opgestroopt, desnoods voor 20 jaar. Ingenieurs begrijpen dat korte termijn denken en regeren zoiets is als autorijden met een vergrootglas. Je schrikt je continu rot en rijdt uiteindelijk tegen de vangrail. Daarom: meer ingenieurs in de Tweede Kamer!